Europese eenmaking

1. Het ontstaan

Beluister deel 1 - het Marshallplan.

Eerste stap: Marshallplan

Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Verenigde Staten samen met de andere geallieerden Europa bevrijd. Na de oorlog probeerden de Verenigde Staten Europa aan hun kant te krijgen en vooral ook te houden. In tegenstelling tot na de Eerste Wereldoorlog besloten ze Duitsland niet te bestraffen, maar geld te geven aan Europa: 17 miljard dollar in 1947, om Europa weer op te bouwen, aangezien grote delen van Europa waren vernietigd. Zelfs Duitsland werd opnieuw opgebouwd. Van die 17 miljard ging 560 miljoen naar België en Luxemburg.

Dit plan, waarbij geld werd gegeven, wordt het Marshallplangenoemd. De bedoeling was het economische herstel van Europa te versnellen, Europa aan hun kant te houden en de Europese integratie te bevorderen. Met andere woorden, ze wilden liever dat Europa samenwerkte dan dat de landen tegen elkaar werkten of vochten. Europese integratie was het doel. Het geld dat de Europese staten van de Amerikanen ontvingen, moesten ze onderling verdelen.

Natuurlijk verdedigden de Verenigde Staten ook hun eigen belangen met dit plan. Het was niet puur uit altruïsme; ze hadden er zelf ook baat bij. Ten eerste, als Europa economisch aan de grond zou zitten, zouden de Amerikanen weinig kunnen verkopen aan Europa. Ten tweede leverde het politiek voordeel op, want als West-Europa of een groot deel van Europa aan hun kant stond, zou Europa niet communistisch worden zoals de USSR en een aantal landen in Oost-Europa.

Tweede Stap: Oprichting van de OEES

In 1948 wordt de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) opgericht, bestaande uit 16 niet-communistische landen in West-Europa. Het doel van deze organisatie is om het Amerikaanse geld van het Marshallplan eerlijk te verdelen en om economische samenwerking te bevorderen. Economische samenwerking betekent bijvoorbeeld dat een land dat te weinig ijzer heeft, ijzer kan kopen bij een ander land en omgekeerd met steenkool.

Transformatie naar de OESO

In 1961 wordt de OEES omgevormd tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESO heeft als taken:

  1. Het bevorderen van economische groei.
  2. Het stimuleren van internationale handel.
  3. Het verlenen van hulp aan niet-lidstaten om hun economische ontwikkeling te bevorderen, wat de handelsmogelijkheden vergroot.

De OESO fungeert als een ontmoetings- en overlegorgaan voor 24 Europese en niet-Europese landen.

Derde Stap: Oprichting van de Benelux

In 1948 richten België, Nederland en Luxemburg samen de Benelux op, een economische unie die voortkomt uit een eerdere samenwerking tussen België en Luxemburg (de BLEU). De Benelux is bedoeld om economische samenwerking tussen deze drie landen te bevorderen.

Vierde Stap: Oprichting van de Raad van Europa

In 1949 wordt de Raad van Europa opgericht door tien Europese landen, met het doel politieke samenwerking te bevorderen en vrede en democratie in Europa te waarborgen. Het aantal lidstaten is sindsdien aanzienlijk toegenomen.

De Raad van Europa heeft echter slechts een raadgevende rol. Ze kunnen advies geven, maar hebben geen wetgevende macht. De Raad fungeert als ontmoetingsplaats voor landen om met elkaar te overleggen over diverse zaken, en heeft bijgedragen aan onder andere onderwijs en cultuur. Een belangrijk resultaat is de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.

Conclusie

Uit deze vier stappen blijkt dat de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst nauwer gingen samenwerken, mede op initiatief van de Amerikanen. Echter, er waren vanaf het begin beperkingen, zoals de uitsluiting van Oost-Europese landen.

2. De Europese Economische Samenwerking

Na de oprichting van de OESO in 1950, werd duidelijk dat economische samenwerking in Europa haalbaar was, maar dat politieke samenwerking nog niet aan de orde was. Daarom richtte men zich eerst op economische samenwerking met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1951.

Oprichting van de EGKS

De EGKS werd opgericht omdat steenkool en staal destijds de basisproducten van de Europese industrie waren, met vooral Frankrijk en Duitsland als belangrijke producenten. Onder invloed van de Franse minister Schuman werd de EGKS opgericht met als doel een algemene autoriteit te creëren voor toezicht op de productie van kolen en staal. Het idee was dat economische samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland zou bijdragen aan een betere verstandhouding en wellicht later ook politieke samenwerking mogelijk zou maken.

Lidstaten en Doelstellingen

De EGKS werd opgericht door zes landen: Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg. De organisatie kreeg een hoge autoriteit die beslissingen kon nemen over de productie van kolen en staal, boven de nationale bevoegdheden uit. Dit supranationale gezag stond boven de individuele landen en kon uitvoerende beslissingen nemen.

Economische Maatregelen

Een van de eerste maatregelen was het opheffen van douanerechten, waardoor landen geen extra kosten meer hoefden te betalen bij de import en export van steenkool en staal. Daarnaast werden er geen kwantitatieve beperkingen opgelegd aan de hoeveelheid geïmporteerde en geëxporteerde goederen. De opbrengst van extra belastingen op de productie van ijzer, staal en steenkool ging rechtstreeks naar de EGKS, wat onder andere werd gebruikt voor investeringen en onderzoek naar betere productiemethoden.

Voordelen en Succes

De EGKS bracht voordelen voor de arbeiders door meer werkgelegenheid in de industrie te creëren. Bovendien kon er geïnvesteerd worden in fabrieken en onderzoek naar grondstoffen, dankzij de inkomsten uit extra belastingen. Hoewel er problemen waren, zoals verschillen in lonen en werkgelegenheid tussen landen, was de EGKS over het algemeen een succes.

Conclusie

De EGKS was een belangrijke eerste stap naar Europese eenmaking. Het succes van de EGKS legde de basis voor verdere integratie. Mocht de EGKS zijn mislukt, dan was de Europese eenmaking waarschijnlijk nooit van de grond gekomen.

3. Van EGKS naar Europese Unie

De integratie van Europa tot één grote gemeenschap begon met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hierna volgden verschillende stappen die leidden tot een bredere en diepere samenwerking.

Verdragen van Rome (1957)

De verdragen van Rome in 1957 waren cruciaal voor de uitbreiding van de economische samenwerking in Europa. Deze verdragen leidden tot de oprichting van nieuwe organisaties, zoals Euratom en de Europese Economische Gemeenschap (EEG).

Euratom

Euratom, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, werd opgericht om samenwerking op het gebied van kernenergie te bevorderen. Dit was belangrijk omdat veel kerncentrales werden gebouwd in de jaren vijftig en er een behoefte was om minder afhankelijk te zijn van olie uit het Nabije Oosten.

EEG

De EEG, de Europese Economische Gemeenschap, breidde de economische samenwerking uit naar alle sectoren, niet alleen kolen en staal. De doelen van de EEG waren:

  1. Afschaffing van douanerechten op alle soorten handel tussen de zes lidstaten (België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, West-Duitsland en Italië).
  2. Verhoging van invoerlimieten voor diverse producten.
  3. Gemeenschappelijke tarieven binnen de zes landen, zodat prijzen gelijk waren in alle lidstaten.

Oprichting van de Europese Gemeenschap (1967)

In 1967 werden de EGKS, Euratom en de EEG samengevoegd tot de Europese Gemeenschap (EG). Dit markeerde een verschuiving van uitsluitend economische samenwerking naar een bredere gemeenschap met een uitvoerend orgaan, de Europese Commissie.

Uitbreiding van de EEG

Op 1 januari 1973 werden Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken lid van de EEG, gevolgd door Griekenland in 1981 en Spanje en Portugal in 1986. Deze uitbreidingen versterkten de economische en politieke banden binnen Europa.

Verdrag van Maastricht (1993)

Het Verdrag van Maastricht in 1993 transformeerde de EEG in de Europese Unie (EU). Dit verdrag introduceerde twee belangrijke concepten:

  1. Politieke Unie:Een streven naar meer politieke integratie tussen de lidstaten.
  2. Monetaire Unie:De invoering van een gemeenschappelijke munteenheid, de euro, in alle lidstaten.

Verdere Uitbreiding van de EU

Na het Verdrag van Maastricht traden meer landen toe tot de EU:

  • In 1995: Oostenrijk, Zweden en Finland.
  • In 2004: Cyprus, Estland, Hongarije, en andere landen.
  • …. enz.

Conclusie

De Europese integratie begon met de EGKS en breidde zich geleidelijk uit met organisaties als Euratom en de EEG. Uiteindelijk leidde dit tot de oprichting van de Europese Gemeenschap en de Europese Unie. De EU streeft naar een politieke en monetaire unie, waarbij steeds meer economische sectoren en lidstaten worden geïntegreerd. Dankzij deze stappen is de EU uitgegroeid tot een sterke en verenigde gemeenschap.

Volgende pagina